Schwarzwälder Kirschtorte

Ik zie een stukje blauwe lucht dus ik rep me tussen de regenbuien door naar buiten om te gaan wandelen met Brando. De milde temperaturen in combinatie met extreem veel regen zorgen ervoor dat de natuur in volle expansie is. De struiken staan bol, alles is groener dan groen en bloemen in felle kleuren spatten op mijn netvlies. De zon verwarmt de aarde en een heerlijke combinatie van in bloei staande tijm en rozemarijn stijgt op en bedwelmt me. Ik sta even stil met gesloten ogen en met de zon op mijn snoet adem ik die heerlijke aromatische lucht in. Wat prijs ik mezelf gelukkig dat ik hier mag leven, in dit uitgestrekt kruidentuiltje. Ik zucht diep en zeg tegen mezelf: wat heeft een mens nog meer nodig? En dan durf ik al eens dromen van een huisje in een bos, ver weg van alles en iedereen en dat ik alle plantjes ken en we dus kunnen leven van wat de natuur ons geeft en we nooit meer werk- of school- of onbetaalde facturenstress hebben.

Echter, dat genot van de simpele kleine dingen des levens wordt al snel overschaduwd als ik niet veel later besef dat op 1 mei alle winkels gesloten zijn, ik zo goed als niets meer in huis heb en mijn drie hongerige tienerwelpen op het punt staan wakker te worden. Dit belooft geen rustige maar een uitdagende dag te worden. Met de laatste bloem en eieren maak ik een paar bleke pannenkoeken die besmeerd worden met de bodem van de chocopot en waar nog net niet om gevochten wordt. Ik vis enkele groenteburgers uit de diepvries waarvan het merendeel uiteindelijk bij Brando belandt. En ik maak een, al zeg ik zelf, heerlijke Dahl soep maar waar mijn jongens weigeren van te proeven (‘Waarom kan jij nu nooit eens iets normaals maken?’). De positieve kant is dat dat half opgegeten pak rijstwafels of die over datum cornflakes ineens wel fans blijken te hebben. Een termietenkolonie trekt door de keukenkasten en ze laat enkel wat lege verpakkingen achter.

De volgende dag ga ik naar de supermarkt met een berg te vullen boodschappentassen onder mijn arm alwaar een massa volk, net zoals ik, in uiterste concentratie, zelfs tegen het vinnige venijnige aan, bergen eten naar zijn kar sleept. Ik krijg flashbacks van die apocalyptische eerste dagen van de coronacrisis toen iedereen aan het hamsteren sloeg en er steeds meer lege schabben tevoorschijn kwamen. En het lijkt me allemaal weer zo absurd: zo’n gigantische supermarkt met etenswaren die ons voor ‘t merendeel meer ziek maken dan dat ze ons echt voeden, die hijgerige drukke mensenmassa, die paniek voor het ‘niet genoeg’ hebben terwijl we eigenlijk ‘veel te veel’ hebben. Hoe afhankelijk we zijn geworden van die productiemachine en hoe ver verwijderd van de natuur waar we alles zo zouden kunnen vinden.

Maar dan denk ik aan mijn koelkastplunderaars en besluit om dat over-geromantiseerde ‘terug naar de natuur’ verhaal maar weer op te bergen. Ik prijs me gelukkig dat er een supermarkt is en dat ik daardoor vandaag niet belaagd zal worden door een vraatzuchtige meute of dat ik uren bezig zal zijn met het kneden van zuurdesembrood (dat dan niet rijst) of tomaten te wecken (die dan 2 maanden later alsnog beschimmelen). ‘Been there, done that’.

Misschien moet ik dat scenario maar weer ontvouwen als Bert en ik als twee oude besjes onze dagen slijten en we enkel nog zin hebben in een theetje van wilde tijm en rozemarijn. Maar vooralsnog ben ik blij met mijn ‘Koreaanse kimchi rijst en gedroogde uitjes’ van de sushi stand en die ‘Schwarzwälder Kirschtorte’ met 30% ‘anti gaspi’ korting. En wees nu eerlijk, zo’n uitstap naar de supermarkt voelt toch ook aan als een jachtpartij, ik lig in ieder geval in de zetel met mijn benen naar boven.

Zoals verschenen op auparleur.be

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.