Aprilse grillen.

De aprilse grillen zijn er weer en hoe. Het ene weekend is het 30 graden, het volgende weekend moeten we met bibberende handen de houtkachel aansteken. Maar de zon lokt ons naar buiten. De ‘Saab-ina’ wordt van stal gehaald, het dak gaat eraf en weg zijn we.

Want wie hier woont weet dat je de zee moet opzoeken wanneer het niet krioelt van de zomertoeristen en je een halve dag kwijt bent aan een parkeerplaats zoeken. Om dan op een vierkante centimeter strand een handdoekje uit te werpen en vervolgens te verschroeien tussen luidruchtige strandgasten.

Ik speur op het web naar een leuke strandtent want er zijn er veel maar je wilt toch vermijden om in zo’n toeristenval terecht te komen. Mijn oog valt op een zaak met een leuk interieur, zicht op zee, een chef die jaren in een sterrenzaak werkte en foto’s van smakelijke gerechten. Bingo!

Ik gris nog een snel een restje zonnecrème mee van vorig jaar want ik heb maar meteen een tafeltje buiten geserveerd. In de auto nemen de ‘vakantievibes’ het helemaal over en na al die weken van zorgen, angst en verdriet voelt het alsof de zon en stralend blauwe lucht de duisternis volledig doen verdampen.

Maar al bij de eerste stap die we binnen zetten weet ik dat ik fout gegokt heb. Geen vriendelijke ‘bonjour’ maar ‘dat we te laat zijn en dat ze ons hebben proberen bellen en onze tafel bijna weg was’. Ik excuseer me, doe er wat Japanse buigingen bij en stel inderdaad vast dat ik een gemist gesprek heb maar hey, in een cabrio hoor je je telefoon niet en ik was er even niet, ik was op mijn zonnige vakantie wolk.

We krijgen een tafeltje geperst tussen de servicekast en doorloop. De muziekbox hangt in mijn nek en de meest slechte tweederangs zomerhits worden over ons uitgekotst waardoor we tegen elkaar moeten schreeuwen willen we twee woorden uitwisselen. We zullen dus vooral zwoele blikken naar elkaar moeten werpen en dat past wel bij de dan nog aanwezige, zij het iets minder uitbundige, vakantiesfeer. Het oud dametje naast ons wordt gevierd met een gigantisch vuurwerk in een veel te klein stukje taart, iedereen zingt en klapt mee in de handen terwijl wij onze tanden breken op een betonnen toastje met een tapenade die naar niets smaakt.

Ik voel mijn hals en rug schroeien maar die zonnecrème zijn we vergeten in de auto die hier ver vandaan geparkeerd staat, want iedereen zwermt erop uit als de zon erdoor komt. Rustig genieten kennen ze hier niet, het moet allemaal ‘snel snel’ gaan met die hordes toeristen met opblaasbare eenhoorns die het terras overspoelen.

Niets is vers, ik herken de afgebakken diepvriesbroodjes en ik proef de vinaigrette van het huismerk van de horeca grossist. De wijn die we willen is er niet, de enige andere optie is een veel te dure streekwijn. Na het met vet doordrenkte voorgerecht ‘panisses de Marseille’ met op de aïoli een dik vet oranje laagje, slaat mijn maag tilt.

Als hoofdgerecht ben ik genoodzaakt het enige andere vegetarische gerecht te bestellen, dé burrata, die de geitenkaas als vegetarisch alternatief sinds een jaar of twee van de menukaart heeft verdrongen. Een witte blubberige kwak met wat schijfjes tomaat en twee druppels olijfolie krijg ik al helemaal niet meer door mijn strot. Ik bestel een karaf water om het allemaal door te spoelen maar ik ruik pure javel. Een kind rijdt met zijn fiets over mijn voet, de serveuse port voor de tiende keer bij het langslopen in mijn ribben en voor die honderden mensen is er maar één toilet. Met een zure oprisping, een verbrandde, pijnlijke nek en een afkeer van ‘summer feelings’ betalen we de veel te dure rekening.

Stilletjes keren we huiswaarts. Op de radio speelt ‘Dust in the wind’ van Kansas, een nummer dat Annie graag op haar begrafenis wilde:

“Same old song

Just a drop of water in an endless sea

All we do

Crumbles to the ground, though we refuse to see

Dust in the wind

All we are is dust in the wind”

En die woorden bieden troost. En rust. Want wat kan mij die ‘fabrieksvinaigrette uit een potteke’ eigenlijk schelen? Wat voor belang heeft dat in de loop van een mensen leven? Het enige wat telt is dit moment, nu, samen met Bert en mijn fladderende haren.

Of zoals Bert het zei toen hij de donderwolken bij mij zag opsteken en de dag nog probeerde redden: ‘schatteke, het is het gezelschap dat telt, al de rest is bijzaak’. Dat klopt, alleen die Spaanse zomerhits zouden ze moeten verbieden…

Zoals verschenen op: auparleur.be

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.