Mijn buurvrouw belt, dat ze een ideetje heeft voor mijn ‘stukje’, dat ik moet schrijven over hoe blij we zijn met het propere water. Ik zit met de oudste in de wagen en ze staat op speaker. Ik kijk zijdelings naar Fons die ook zijn schouders ophaalt, we zijn niet meteen mee. Dat hoort ze en ze vervolgt: ‘dat er eindelijk geen zand meer maar helder water uit de lucht valt en niet alles vol troep hangt’. Aaaah, ze heeft het over het Saharazand van de afgelopen dagen, knikken Fons en ik elkaar nu begrijpend toe.
Daar moet ik even over nadenken, niet over het feit dat mensen met ideeën voor mijn ‘stukje’ komen aandraven, dat gebeurt wel vaker, maar wel of we blij zijn dat als het regent er geen Saharaslijk meer uit de lucht valt. Want ja, alles hangt nadien onder een laagje lichtbruin zand maar het is voor mij ook een oeverloze bron aan verbeelding. Het lijkt wel of elk zandkorreltje een nieuw verhaal met zich meebrengt.
Het begint al als je ’s morgens opstaat en het schemert. Je denkt ‘oh een bewolkte dag’ maar als je het zand uit je ogen wrijft besef je al snel dat er meer aan de hand is. De lucht heeft een dreigende grijs – oranje kleur, alsof er ergens een bosbrand is of een apocalyptisch einde, een invasie van aliens die met hun ruimteschepen de lucht van kleur doen veranderen? En hup, daar slaat mijn fantasie op hol.
Ik blijf het wonderbaarlijk vinden, dat zand dat in de Sahara opstijgt, over de Middellandse zee wordt geblazen en zo pardoes op ons terras belandt. Ok, als het regent zijn het dikke modderdruppels, maar daar gaat het nu niet over. Telkens als dat Saharazand zijn reis beëindigd in onze tuin, maak ik in mijn hoofd de omgekeerde reis. Ik wandel door de kleurrijke straatjes in Marrakesh en schud wat zand uit mijn espadrilles. Ik zit op de rug van een kameel en kijk door de spleetjes van mijn sjaal naar de frisse oase die voor ons opdoemt. Ik eet zoete dadels en drink verse muntthee in een bedoeïenentent. Er komen nog net geen buikdanseressen voorbij.
Anderzijds heb ik een nogal speciale vorm van smetvrees, waarbij ik menselijke resten van punt a tot punt b minutieus kan volgen in mijn hoofd. Ik moet dus ook vechten om die gedachten niet de vrije loop te laten want dan komen er met al die zandkorreltjes ook snotjes, schaamharen en slijmresten mee. Dus dring ik die neurotische gedachten terug met: gebak van oranjebloesemwater op een dak van een hemelsblauwe riad in het samenzijn van vriendinnen in kleurrijke jurken. Of Bert en ik die in een oude gammele jeep doorheen de woestijn rijden en ik die uit Saharaklei een tajine maak die ik volstop met verse groenten en heerlijk geurende specerijen. Terwijl we daarvan snoepen zakt de zon tussen de zandduinen weg en bij het laatste licht lezen we nog een paar zinnen van Rumi. We bedrijven de liefde onder de meest indrukwekkende hemel en tuimelen als twee puntjes tussen de sterren. De nietigheid van twee elkaar omstrengelende lichamen tegen de achtergrond van dat oneindig grote gespikkelde canvas, omarmd door die immens grote liefde.
Tot mijn zoon me uit mijn dagdroom haalt en me erop wijst dat ik wederom een afslag heb gemist. ‘Ik snap niet dat ze jou ooit een rijbewijs hebben gegeven’, zegt hij, ‘en ik hoop nooit samen met jou te verdwalen want dan zijn we reddeloos verloren met jouw onbestaand gevoel voor oriëntatie’. En tijdens de 10 minuten die we moeten omrijden vraag ik me af of pubers in de Sahara ook zo brutaal kunnen zijn? Zouden ze ook met hun ogen rollen als ze hun dagdromende moeders betrappen? Lachen die ook met hun krimpend mamaatje en geven haar van bovenaf een schouderklopje?
Zouden die tieners overdag ook maar wat rondhangen om ’s nachts tot leven te komen, geanimeerde gesprekken met vrienden te voeren om 3u ’s ochtends en de keuken te plunderen alsof er twintig uitgehongerde dieren doorheen geraasd zijn? Vast wel. Ik zou iets willen teruggeven aan de moeders aan de andere kant van de zee, zodat zij ook even kunnen wegdromen uit hun dagelijkse beslommeringen want ik ben zo dankbaar voor al die zandkorreltjes die me even doen wegvliegen.
Zoals verschenen op: auparleur.be