Petit à petit l’oiseau fait son nid

Wat vliegt de tijd als ge druk bezig zijt. Maar wat doet dat deugd om nog eens grondig de handen uit de mouwen te steken. Met momenten zijn we doodop en ons lijf happert zo wel eens een keer maar als je dingen ziet ontstaan uit het niets geeft dat ook tonnen energie. Een ware explosie aan bedrijvigheid op alle fronten.

De biscuiterie groeit gestaag en we krijgen steeds meer ‘schwung’. We kunnen er zeker nog niet van leven maar de uitbreidingsmogelijkheden zijn nog enorm dus we geloven er in. ‘De markt doen’ vraagt veel geduld en je moet tegen ‘kalme’ dagen kunnen. Een ware les in nederigheid. Het is een wereld op zich, die van de marktkramers, waarbij je de ongeschreven wetten en gebruiken moet leren kennen. Zo kom ik erachter dat de dorpsgek, die de eerste dag uitschreeuwde dat hij mijn koeken echt wel ‘pourri’ vond, ze stiekem toch wel lekker moet vinden want hij eet altijd al mijn proevertjes op. En dat er een een heuse ruilhandel bestaat tussen de marktkramers waarbij er geen geld aan te pas komt maar ge wel met rijkelijk gevulde zakken weer huiswaarts keert. En ik ontdek dat marktkramers geen norse, afstandelijke mensen zijn maar dat ze tijd nodig hebben om te wennen aan de nieuwe vis in de vijver en ze nu allemaal hun uiterste best doen om mijn naam juist uit te spreken. En het is fijn te beseffen dat sommige dingen des levens nooit zullen veranderen. Met name: die loodzware parasol die me zo’n angst inboezemt bekijk ik zuchtend vooraleer ik knipperend met mijn ogen in de richting van een mannelijke marktkramer kijk. Vervolgens komt die snel aandraven en wordt dat gedrocht gezwind opgevouwen en naar mijn auto gedragen zonder dat deze stoere mannen een krimp geven.

En ons huis groeit en groeit en wordt door iedereen bekeken en becommentarieerd. En zoals het een echte Fransman betaamt hebben ze allemaal kritiek, zouden ze het anders doen en de meest gestelde vraag is: ‘Waarom is dat dak zo steil?’ Bert begaat een moord als hij dat nog eenmaal hoort. Maar ik vind het nu al een prachtige woonst. En ik zet me regelmatig op mijn nu nog denkbeeldig terras en geniet van het uitzicht. En na de school verzamelen er zich allemaal kinderen op het terrein en bouwen ze samen een cabane, helemaal in dezelfde stijl en op dezelfde manier. Vele vrijwilligers zijn er al mee aan tafel geschoven. Sommige verloren zielen blijven een flits, anderen worden een beetje familie zoals de fantastische ‘nonkel Gérard’. En zo bouwt ge een huis dat door zeer vele handen gedragen wordt en waar voor altijd heel veel mensen mee verweven zullen zijn. Een warm nest.