Handtekening, na handtekening, na handtekening. Stempeltje hier, stempeltje daar. We zitten in het piepkleine, rommelige kantoortje van de notaris. En we krijgen voor het eerst te maken met de Franse bureaucratie. ‘Geen wonder dat dat een Frans woord is,’ mompel ik tussen mijn tanden. Helemaal voorover gebogen wroet ik mij door een stapel papieren en wil ik zeker NIET opkijken.
Ik ben een beetje kribbig want deze notaris heeft ons bijna een uur laten wachten in een zo mogelijk nog kleiner wachtkamertje. Daar zaten we dan, knie tegen knie met de burgemeester en een ander gemeenteraadslid. Al snel was ik door mijn kleine Franse standaardzinnetjes heen en kon ik enkel nog wat onnozel glimlachen of naar het plafond staren. Wat was ik blij dat ik kleine Gust bij had waarmee ik me als een overijverige moeder kon bezighouden. Soms zijn drukke tweejarige kleuters een waar godsgeschenk!
Uiteindelijk worden we door de secretaresse bevrijd uit onze benarde, onwennige situatie. De notaris blijkt een lange slungelige man die de bovenste knoopjes van zijn hemd laat open staan en ons zo trakteert op een uitpuilende zwarte vacht. Mijn ogen zetten zich er meteen op vast terwijl mijn maag zich samenknijpt. Zijn ogen fixeren zich meteen op mij, de enige vrouw in het gezelschap. Meteen weet ik in welk hokje die man thuishoort: het soort man dat denkt dat de titel ‘notaris’ (nog steeds) iets van gezag uitstraalt. Dat je met zo’n titel ‘hoger’ staat in rang ten overstaan van de burgemeester uit een klein naburig bergdorp en deze mensen dus zomaar mag, of beter, nee MOET laten wachten om je positie te bestendigen. Een man die denkt dat vrouwen in zwijm zullen vallen voor zijn hoge functie, dat vrouwen zijn macht als erotiserend, ja zelfs als sexy zullen ervaren. En dit alles veruiterlijkt hij door zijn zwarte pels te etaleren. ‘Kijk eens wat ik heb! Zo mannelijk. Zo viriel! Grawl!’
Dit soort mannen roept bij mij instinctief een soort van tegenreactie uit. Het is sterker dan mezelf. Ik kijk ze meestal ijzig aan, mijn gezicht strak in de plooi. Elke vleierij leg ik hardhandig naast me neer. Elke sluikse oogopslag beantwoord ik met een kille, dodelijk blik. Meestal schiet er dan na een paar minuten niet veel meer over dan een klein, onzeker mannetje.
Deze keer gaat het spijtig genoeg iets anders. Terwijl we tergend traag de hele voorkoopakte doornemen, zin per zin, blad per blad, glijden mijn gedachten weg. Ik zit op ons lapje grond en begin te dromen over het nest dat we daar zelf zullen bouwen. Ik loop door de gang, kamer in, kamer uit. Nestel me met een boek en glas rosé op mijn denkbeeldig terras met prachtig uitzicht. Ik sluit mijn ogen en voel de zon branden.
Plots besef ik dat het muisstil is. Ik veer rechtop en zie iedereen me aanstaren, Gust incluis. Ze wachten duidelijk op een antwoord maar ik was even niet thuis toen de vraag gesteld werd.
‘Ach Madame Lauwaert, u was duidelijk even afgeleid, even in een andere wereld nietwaar? Ik zal voor u de vraag met heel veel plezier nogmaals herhalen!’ zegt deze creepy notaris terwijl hij me een dikke vette knipoog geeft vanachter zijn bureau.
Ik weet niet wat me overkomt en ik val volledig uit mijn rol van ijskoningin. Ik ben zo de kluts kwijt dat ik van pure zenuwachtigheid begin te blozen. Ik krijg het super warm en voel hoe mijn gezicht gloeit. De notaris kijkt me met brede glimlach aan terwijl hij mijn geboortedatum vraagt.
Ik kan mezelf wel voor het hoofd slaan! Blozen terwijl dat soort mannen je een vraag stelt, komt op hetzelfde neer als op je rug gaan liggen met je benen open! In volledige overgave! Help! Ik wil hier weg! Ik gooi me op de berg papieren en begin verwoed elk document te tekenen zonder nog één moment op te kijken.
Ik struikel bijna de trap af terwijl ik met mijn hand als een bezetene over mijn broek wrijf. Uiteraard hield hij bij het naar buiten gaan mijn hand net iets te lang vast. Zette hij me bijna klem tegen de muur. En fluisterde hij in mijn oor, zonder dat iemand het hoorde: ‘Ik hoop u snel nog eens terug te zien’.
Ik hoop maar één ding, dat ik hem nooit! Never! Jamais! nog tegenkom…
Zoals verschenen in Charlie 2015.