Outback

‘Oh dit lijkt zo op de plek waar ik ooit ben geweest!’ roep ik uit terwijl ik rechtveer in de zetel. We kijken naar ‘Hotel Coolgardie’, een documentaire over twee Finse meisjes die werken in een bar in de Australische outback. Iets wat ik in een ander leven, als prille twintiger, ook heb gedaan.

Wat begint als één groot gevoel van herkenning, bijna een feestelijke déjà vue, vervormt zich gaandeweg tot een alsmaar grimmiger schouwspel. Met afschuw bekijk ik de seksistische en onbeschofte commentaren en handelingen. Met momenten spat de dreiging voor de meisjes van het scherm en zou ik hen willen beschermen: ‘neen niet mee in die auto stappen’ of roep ik: ‘vettig zwijn!’ naar één of ander dronken gedrocht in de bar. Tegen het einde van de documentaire schiet er niets meer over van mijn enthousiasme en voel ik alleen maar walging.

Ik graaf in mijn geheugen en vraag me af of het er in ‘mijn pub’ ook zo aan toeging destijds. Ik heb er zo’n goede herinneringen aan maar mits ik iemand ben van ‘het glas halfvol’, ben ik er ineens niet meer zo zeker van. We weten immers allemaal dat herinneringen niet weerspiegelen wat er echt is gebeurd, maar een ingekleurde versie van de realiteit zijn. Soms wordt er iets weggegomd, of een stukje bijgetekend of iets in een felle kleur gezet.

Het waren ook totaal andere tijden en de hele #MeToo beweging was nog niet eens aan de horizon te bespeuren. Misschien voelde dat toen aan ‘als normaal’?
En jonge mensen bestaan uit een uitzonderlijke cocktail van: drang naar avontuur, van overmoed en hormonale bronstigheid met als bindmiddel een scheut naïviteit. Ik voelde me sterk, onafhankelijk en vrij en dacht dat als ik lastiggevallen zou worden, er met een ‘kick in the nuts’ wel van af zou geraken.

Wat ook scheelde, de pub waar ik terecht kwam, werd gerund door een vrouw, Julie, of Jules voor de vrienden.  Nu, je kan het amper een ‘pub’ noemen. Enkele golfplaten en wat houten latjes die de boel bijeen moesten houden. Jules kon drinken als een paard en ze kon haar mannetje staan, daar helemaal alleen in de outback. Als ze brulde stoof iedereen uiteen of spurtte een eucalyptusboom in. Maar ze deed geen vlieg kwaad.

Ik herinner me dat er door de continue droogte in de outback, groene kikkertjes in ons toilet leefden. De truc was: doortrekken en dan heel snel naar het toilet gaan voor ze weer naar boven zwommen en tegen je achterste sprongen. Of dat iemand voorstelde om zijn benzine te betalen met een aangereden reuze leguaan die hij in zijn koffer had gepropt. En ik leerde dat cowboys en mijnwerkers een heel stoer voorkomen hebben maar als je ‘Better be home soon’ van Crowded House door de boxen laat galmen, ze allemaal spontaan beginnen te huilen en naar vrouw en kinders verlangen.

Maar de beelden die het diepst in mijn hart staan gegrift zijn die van de Aboriginals community, onze enige buren. Hoe zij, als ze hun bijstandsgeld kregen, massaal naar de pub trokken om het zo snel mogelijk op te drinken. Ik denk nog vaak aan de kleine Anthony die geboren werd zonder dat zijn moeder het doorhad omdat ze stomdronken was. En dat ik haar in de bar altijd in het oog hield want als ze te veel gedronken had de kleine Anthony van haar arm schoof en ik hem dan zo goed en zo kwaad als het kon probeerde op te vangen om hem vervolgens achter de bar te slapen te leggen. Op een gegeven moment was er genoeg vertrouwen tussen de lokale bevolking en die Belgische ‘barmaid’ dat ik de jongste kinderen bij mij op de kamer te slapen mocht leggen als de ouders aan het binge-drinken sloegen. Enkele dagen later, als het geld op was en de kater uitgeraasd, werden ze weer opgepikt. Dat gaf mij de tijd om hen te ontluizen, hun kleren te wassen en hen wat fruit en groenten te voeden. Ondanks de schrijnende toestanden die ik te zien kreeg kan ik het die ouders amper kwalijk nemen. De verhalen die zij vertelden over hun jeugd, hoe ze zijn weggesleurd van hun families om in heropvoedingsinstellingen ‘te ont-wilden’, die verhalen gaan over levens die één langgerekt trauma zijn. Over cirkels van misbruik in al zijn vormen die men maar niet doorbroken krijgt en over een complete culturele cirkel die voorgoed doorbroken blijkt te zijn. Wat natuurlijk de bedoeling was van de koloniale bezetter. Vooral die verhalen zinderen nog na en kunnen me zo boos maken.

Ik kan me dus niet van het gevoel ontdoen dat mijn ervaring anders was. Zeer avontuurlijk, dat wel, en zeker niet altijd rooskleurig. Maar ik ben vooral blij dat niemand toen een camera op zijn telefoon had en er nog geen sociale media bestonden. Enkel in mijn hoofd bestaan de beelden van mijn door javel afgebleekte, gele haardos. Of hoe ik en een ander meisje (a Sheila), door de twee leuke en sexy Nieuw-Zeelandse cowboys (the Kiwi’s), achter op hun moto’s door de roestige outback werden rondgereden op zoek naar een plekje water waar je niet kon zwemmen want het zat er vol alligators en we dus maar dronken werden van warm bier en ik de hele terugweg moest kotsen.
Van deze herinneringen en zoveel anderen zijn geen digitale sporen. Enkel een handvol donkere, floue foto’s van een wegwerpcamera. En die volstaan.

Zoals verschenen in AUPARLEUR.BE

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.