Bijna laat ik de houten kist met verse ‘cœur de bœuf’ tomaten vallen. Het gordijn achter de zetel doet een wilde dans en ik hap naar adem. Langzaam til ik het witte linnen gordijn opzij en een klein vogeltje met glanzende blauwe veren kijkt me verstijfd aan. Zonder nadenken strek ik mijn hand en streel zijn kort wipstaartje. Ik word als het ware aangezogen tot dit dier. Mijn wijsvinger streelt zijn vleugels. Ik zie hoe zijn borstje rustiger op en neer gaat. Met beide handen til ik het op. Ik open het venster en strek mijn arm naar buiten. Maar het verroert geen vin. Verschrikt bedenk ik me dat het misschien een kuiken is dat nog niet goed kan vliegen en dat dit prachtexemplaar door mijn goede bedoelingen zo meteen een dodelijke duik van enkele meters naar beneden zal maken. Plots wipt het rond op mijn hand tot het me recht aankijkt. Het kopje gaat van rechts naar links zodat elk oog me goed kan opnemen. Gehypnotiseerd blijven we elkaar aanstaren. Intens oogcontact met wilde dieren, zeker van zo dichtbij, is zeldzaam.
Ik ben een beetje van mijn melk als het uiteindelijk zijn vleugels strekt en het wijde luchtruim kiest. Alsof er kortstondig een barst was tussen de onzichtbare muur die mensen en wilde dieren van elkaar scheidt. ‘Misschien is het een boodschapper?’ oppert één van mijn zussen. ‘Zoek de symboliek achter de vogel eens op’ zegt een vriendin. Maar ik vind geen enkel plaatje dat op hem lijkt.
Het is de aanzet van een bijzondere week. Ik kook in een prachtige oude mas waar de geschiedenis van de muren druipt. Voor een groep vrouwen van de andere kant van de wereld met wie het samenleven als vanzelf verloopt. Elke ochtend zie ik vanuit mijn keuken de zon met de meest dramatische kleuren de aanzet geven voor een nieuwe dag. Het leven glijdt als door zachte boter ook al komt de dag dat ik onder het mes moet met rasse schreden dichterbij. Het is alsof dat blauwe vogeltje me met een magisch rustgevend elixer besprenkeld heeft.
Maar je moet opletten met dat magisch denken. De ochtend van mijn vertrek laat ik bijna een houten kist vol kruidenpotjes vallen omdat er naast de auto een dode zwarte vogel ligt. Op de terugweg luister ik naar een true crime podcast, kwestie van met mijn twee pootjes goed op de grond te blijven.
Omdat het slechts om een dagopname gaat mag Bert me niet vervoegen in het ziekenhuis. In zo’n gigantisch ‘hôpital public’ lopen er al genoeg mensen rond. Met mijn blauw papieren bloesje aan probeer ik me al lezend af te leiden. Ik kriebel met een stift ‘I love you all’ op het voorblad. Je weet maar nooit. Even later voeg ik ook nog de datum toe, want het moet wel duidelijk zijn dat dit een recente boodschap is. Anders verliest het wel wat van zijn waarde. En dramatiek.
De week ervoor had ik de anesthesist ontmoet. Een rosse man. Dat had meteen mijn zenuwen gekalmeerd. Maar in de operatiekamer draagt iedereen zo’n wit kapje dus ik kan hem niet meteen thuisbrengen. Lang loop ik met mijn ogen niet verloren want de vemoedelijke rosse man duwt een naald in mijn arm en binnen enkele seconden voel ik me alsof ik een heerlijk ontspannen yoga-meditatie retreat van een week heb gevolgd en kan het me niet meer schelen waar mijn rosse lichtpunt zich bevindt. Enkele tellen verder is het licht volledig uit.
Wat volgt is moeilijk onder woorden te brengen. Ik heb een zeer intense droom. Een visioen met enkel beelden en gevoelens. Zonder denken of woorden. Wij, alle mensen samen, stappen tegelijk uit de zee een strand op. Rechts van mij loopt een gigantische vrouw met vastberaden gezicht en tred. We zijn allemaal verbonden en er is zoveel liefde. We dragen met ons een boodschap mee. Wij zijn die boodschap. Van een hoger niveau. Het is prachtig.
De drang om die boodschap te verkondigen is zo sterk dat mijn lippen woorden vormen maar door de buisjes in mijn keel volgt er geen klank. ‘Wacht even, open je mond’ hoor ik en ze halen de buisjes eruit.
“Ik heb een boodschap”, zeg ik met rauwe stem: “it’s all about love”. Daar moeten ze om lachen in de operatiekamer en ik samen met hen want ik ben één brok liefde en gelukzaligheid.
Terug thuis lees ik hoe ‘de zwaaier’, de man die op het kruispunt bij ons in het dorp zit en naar elke voorbijganger zwaait, tijdens zijn ‘repas de midi’ is bestolen is van zijn bluetooth die naast zijn plastieken stoeltje stond. Er borrelt ongeloof en kwaadheid naar boven: ‘de man die elke dag een glimlach op mijn gezicht weet te toveren door stomweg te zwaaien, is beroofd? Wat bezielt mensen toch?’
Dan volgen er honderden berichtjes voor de zwaaier. Wat voor impact hij heeft op de mensen uit de buurt. Hoe hij mensen niet alleen een goede dag bezorgt maar ook heel persoonlijke verhalen over hoe hij mensen door moeilijke periodes heeft gesleept en hun lichtpuntje was in donkere tijden.
Plots wordt de dwingende boodschap van tijdens de narcose een realiteit: allemaal proberen we het licht te volgen en willen we ons verbonden en geliefd voelen. Ik wens iedereen barsten in de onzichtbare scheidingswand tussen mens en dier en heerlijke dromen vol liefde toe. Amen.