Bakvissen

In Frankrijk is het vervoer naar de scholen tot in de puntjes geregeld. Elke dag rijden er duizenden bussen tot diep in het Franse platteland die een vlotte toegang tot het onderwijs moeten garanderen.

In de Ardèche was ik een tijdje schoolchauffeur en reed ik met een wit busje naar de meest afgelegen boerderijen, waar de normale schoolbus niet geraakt, om er kinderen op te pikken en naar het kleine dorpsschooltje op bijna 1000m hoogte te voeren. Sommige van die kleintjes stonden om 7u ’s morgens hun ouders al te helpen in de verlichte stal. Met mest aan hun laarsjes klommen ze dan in de witte bus en tegen dat we op de school aankwamen roken we allemaal naar beesten en hing alles vol stront. In het begin waren ze schuchter, ik was toch maar die vreemde buitenlandse vrouw met dat raar accent maar naarmate de tijd verstreek bloeiden ze open. Ze vonden me vooral grappig omdat ik zo luid kon gillen als dat busje tijdens de winter op die kronkelende, smalle baantjes heen en weer schoof. Zij waren dat gewoon maar ik stond doodsangsten uit al waren ze wel altijd tijdig op school.

Maar dat stipte schoolvervoer houdt geen rekening met pubers die toch in een ander soort dimensie leven. Deze keer is het de jongste die, nadat hij 20 minuten eerder vertrokken was, hijgend weer komt binnengelopen. ‘Ik heb 20 minuten staan wachten en er kwam helemaal geen bus!’ Lees tussen de regels: ik ben gisterenavond veel te laat gaan slapen, heb me dus nog maar eens overslapen en de bus gemist. Maar ik heb ondertussen geleerd dat als ik niet vanaf ’s morgens vroeg in het oog van een storm terecht wil komen, ik niet moet zeggen: ‘misschien had je wat vroeger moeten vertrekken?’ Maar ik wijselijk zeg: ‘die stomme schoolbussen, ik zal je even brengen’.

Onderweg in de auto weet ik het wel zeker dat hij zich overslapen heeft want ik ruik ongepoetste tanden en zie dat zijn haar naar alle kanten uitsteekt. Maar ook nu zeg ik niet: ‘misschien moet je toch wat vroeger gaan slapen zodat je wat tijd hebt ‘s ochtends om je op te frisser voor je de deur uitgaat?’, maar wel: ‘kies jij een muziekje?’ Want ik voel toch een knorrigheid in de lucht hangen die ik probeer te ontzenuwen.

Net voor hij moet uitstappen begint weer de klaagzang over zijn veel te zware rugzak. En daar ga ik de fout in. Ik zeg niet: ‘ach wat vreselijk, zo onmenselijk al dat gewicht’, maar ik zeg: ‘maar dat komt omdat jij altijd je hele bureau meeneemt, je moet in je agenda kijken voor je vertrekt. Kijk eens naar die meisjes daar, die hebben enkel een schoudertasje bij’.

De bliksems schieten nog net niet uit zijn ogen wanneer hij het portier opent en zegt: ‘die meisjes zitten in mijn klas en krijgen elke dag een opmerking omdat ze niets bijhebben’ voordat hij de deur dichtknalt.

Ik heb ondertussen mijn zonnebril omhoog gezet want van dichtbij zie ik ineens geen meisjes maar jonge vrouwen. Ik mis daardoor bijna de boze laatste blik die mijn zoon me toewerpt voor hij achter zijn medestudentinnen de schoolpoort binnen schuifelt. Ik kan er maar niet bij dat ze allemaal even oud zijn.

Het is natuurlijk ook vreselijk, die bakvistijd, waarin je elke dag naar die stomme school moet en waar op de koop toe de meisjes in je klas zich ineens ontpoppen tot dartelende gazelles die je hart sneller doen slaan maar die jou geen blik waardig gunnen. Al zeker niet met ongepoetste tanden, haar in piekjes, een donderwolk op je gezicht en een rugzak die je over de grond meesleurt. La vie est dure.

Zoals verschenen op: auparleur.be

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.