Ze gaf zich over aan de nacht

Die mistroostige kleuren en dat eeuwige ruisen. Zoutkristallen in neus en haren. Garnaalvissers met meer rimpels in hun gezicht dan dat er golven op zee zijn. Schelpen zoeken die thuis al hun felle kleuren verliezen. Daar staat ze dan. Met haar voeten in het zand en met haar hoofd in een zee van herinneringen. Haar hart wordt er warm van. Telkens weer.

Ze sluit haar ogen. Steekt haar neus uit naar de zon. ‘Gisèle!’, roept iemand en ze wordt uit haar evenwicht gebracht. Ze opent snel haar ogen, de wereld tuimelt een beetje en door de felle zon is het even zwart. Ze tuurt om zich heen. Er is veel volk op het strand maar niemand die naar haar kijkt. Zou ze gedroomd hebben? Het klonk nochtans als de stem van Roger.

Ze zucht en zet zich neer in het zand. ‘Roger’, zegt ze, en ze kan het niet laten de ‘r’ extra lang te laten rollen. Zoals ze vroeger zo vaak had gedaan. Toen hij haar het hof maakte en zij ’s nachts in haar bed hartstochtelijk naar hem verlangde. Dan opende ze de flacon ‘Brise d’Ostende’, het enige cadeau dat Roger haar ooit gaf, en de geur bracht haar naar nog hogere sferen.

Ze woonde toen nog bij haar ouders in de Bakboordstraat. Maar ze zag Roger elke dag in de duinen in de buurt van het Zeemanshuis Godtschalck dat toen nog in aanbouw was. Er waren daar genoeg verborgen plekjes.

In zijn krijtstrepen pak en met zijn vilten hoed leek hij een echte heer. Dat hij elke keer als ze elkaar in de duinen troffen onmiddellijk haar jurk naar boven deed en haar onderbroek naar beneden trok had ze er maar bijgenomen. Hoorde het dan niet zo? Het kon in ieder geval niet fout zijn want haar hart raasde als een bezetene als ze bij hem was en als hij weer verdween kon ze alleen maar aan Roger denken die met zijn Franse ‘r’ de mooiste dingen in haar oor fluisterde.

Op een dag stond haar vader naast hen terwijl Roger hijgend bovenop haar lag. Woest sleurde hij Roger bij zijn kraag van haar af. Zijn piemel bengelde, als de staart van een bange hond, tussen zijn benen.

Ze waren naar priester Aerts geweest. Die was recentelijk gewijd en zat duidelijk verveeld met de situatie. Hij had het heel eenvoudig gemaakt. Om hen van de zonde te redden moesten ze zo snel mogelijk trouwen. Moeder had hardhandig haar blauwe jurk op de rug dichtknoopt terwijl ze tussen haar tanden siste dat ze geen maagdelijk wit verdiende. Roger had haar niet in de ogen gekeken toen hij haar voorzichtig op de wang kuste en sindsdien had ze nooit meer zijn hongerige blik van in de duinen teruggevonden.

De dag erop vertrok ze met Roger naar Frankrijk. Van pure opwinding had ze amper geslapen. De beelden in haar hoofd volgden elkaar in een hels tempo op. Roger die met haar aan zijn arm zou pronken in een stad zoals Parijs. Ze droomde van kleurrijke hoeden met grote pluimen. Van glazen champagne die ze hoog in de lucht zou steken zoals ze enkele deftige dames wel eens had zien doen op het terras van ‘The Bodega’.

Al die jaren samen met Roger waren voorbij gegleden. Ze bleek al zwanger toen ze zich in een buitenwijk van Parijs vestigden. En Roger was heel vaak weg. Om te werken. En dat moest ook, want het ene kind volgde het andere op. En de droom vol kleurrijke hoeden en champagne werd een vage ster aan een steeds verder verwijderde horizon.

Maar op een dag kwam Roger niet meer thuis. En omdat de kinderen honger begonnen te lijden en zij niet meer wist wat te doen, bracht ze haar kinderen naar bed en trok de deur achter zich dicht. Ze nam dezelfde weg terug langs waar ze was gekomen. Alleen was alles in Oostende veranderd en de deur van haar ouders bleek voorgoed gesloten te zijn.

‘Ga terug naar je kinderen!’, schreeuwde haar moeder wel eens door de brievenbus als ze kwam smeken om wat geld. Maar dat kon ze niet. Want de kinderen waren ook van Roger en alles wat met Roger te maken had deed haar pijn. Teveel pijn.

Soms verlangt ze terug naar die jaren in Parijs. Heeft ze die te weinig gekoesterd, te vanzelfsprekend gevonden? Na al die tijd staat ze nog steeds op met pijn en gaat ze nog steeds slapen met pijn. Soms vermengd met tranen. Druppels pure machteloosheid. Voor een gebroken hart dat maar niet te lijmen lijkt. Staat er dan geen houdbaarheidsdatum op liefdesverdriet? Wanneer zou deze verstrijken? Elke ochtend hoopt ze vurig dat het zo ver is. Maar als het mes zich weer een weg baant naar haar hart en daar genadeloos rondjes begint te draaien, weet ze dat ze nog niet voldoende geleden heeft.

Het is nu donker genoeg en er is bijna geen volk meer te bespeuren. Ze loopt tussen de strandcabines en kruipt de dijk op. Ze sleurt het karton achter zich aan. Met een zware plof laat ze zich neerzakken op één van de banken van de Koninklijke Gaanderijen waar ze als kind hinkelde op de zwarte tegels. De tegels waren net gelegd en de glimmende witte mocht ze niet raken of ze moest weer opnieuw beginnen. Ze grinnikt hardop en tegelijk ontsnapt er een boer. Ze vindt haar fles, zet deze aan haar lippen en drinkt. ‘Santé Roger!’, zegt ze luidop en heft de fles in de lucht. Een meisje aan de hand van haar moeder kijkt haar verschrikt aan. Ze steekt haar arm uit om het meisje over haar hoofd te strelen, maar de moeder trekt haar snel naar zich toe en stapt stevig door. Al gauw voelt ze zich helemaal warm worden. Een warme gloed stijgt op vanuit haar voeten, die in plastiek zakjes verpakt zitten, naar haar hoofd, getooid in een kleurrijke muts. Gekregen van een toevallige voorbijganger aan het station. De fles helpt nog steeds. Een deel van de pijn verhuist van haar hart naar een deinende zee ergens anders binnen in haar. Ze kan dan iets vrijer ademen.

De golven komen steeds dichterbij. Haar gedachten vallen stil. Ze geeft zich over aan de nacht.

EINDE

 

Melancholie / Léon Spilliaert

Zoals verschenen in Drijfhout februari 2017.

 

 

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.