De zoektocht naar werk zet zich ongebreideld voort. In een nieuwe wereld moet je ‘uit de box’ denken en vooral rond je heen kijken. Waar leven de mensen van? Hoe doen zij dat hier?
De lokale markt op zaterdagochtend blijkt het centrum van de handel te zijn. Stel je bij die markt geen grote kramen voor. De markt bestaat voornamelijk uit kleine, eenvoudige tafeltjes waar mensen hun zelfgekweekte en -geproduceerde producten aanbieden. Geen luidruchtige marktkramers, maar mensen van alle slag die gezellig keuvelen en af en toe verdwijnen voor een koffie op één van de terrasjes. Kinderen en honden lopen door de menigte. Maar de markt is meer. Het is ook dé plek om mensen te ontmoeten en contacten te leggen. Iedereen daalt die dag vanuit de omliggende bergen neer. En je trekt bij voorkeur je zondagse kleren aan.
En verder is marktkramer hier nog een gerespecteerd beroep. Je wordt zichtbaar op de kaart van alle mensen die hier ijverig de eindjes aan elkaar proberen te knopen. Want het is hier niet evident om brood op de plank te krijgen.
We beslissen onze focus dus daarop te richten. Oké, we zijn geen boeren die groenten kweken of geitenkaas maken. We hebben geen kastanjebomen om kastanjepuree van te maken en we zijn ook niet zo creatief dat we zelf handtassen en schoenen kunnen naaien.
Maar we hebben wel de skills om te koken, en ja, zoete dingen vinden we niet direct terug tussen de kraampjes. Zo wordt het idee om koekjes te bakken geboren. Eerst proberen we dat te combineren met typisch Belgisch snoep, maar de mensen leven hier erg bewust – bijna alles is bio – dus die halen hun neus op voor colaflesjes, Napoleonbollen of zuurtjes. Te veel suiker, te veel kleurstoffen, te veel chemische brol.
Enkel koekjes dus. En die eerste volle zomer in Nozières bevind ik mij roerend in potten en hangend boven hete ovens op zoek naar de beste recepten. Want eerlijk is eerlijk, ik mag dan al de sterren van de hemel hebben gekookt, nooit eerder heb ik koekjes gebakken. Maar praktisch is het niet. We leven tijdens de zomer in de caravan naast ons huis. Zonder keuken. Dus ik moet dagelijks op zoek naar een keuken met oven om verder te experimenteren en te bakken. Het gesleur met ingrediënten, mengkommen en bakplaten komt me al snel de strot uit, dus we beslissen op zoek te gaan naar een vaste stek.
En uiteraard komt burgemeester Thierry met een oplossing. De oude wasplaats staat al enkele jaren leeg. Voordat de wasmachine haar intrede deed in het dorp was er in dit kleine gebouwtje een groot wasbekken waarrond de vrouwen uit Nozières zich verzamelden om hun was te doen en uitgebreid verslag uit te brengen van wat er zich allemaal afspeelden rondom hen. Met andere woorden: het uitgelezen moment om eens goed te kunnen roddelen. Het wasbekken is ondertussen verdwenen, maar dat kleine vierkante gebouwtje, half in een helling gebouwd, straalt zoveel karakter uit dat we meteen verkocht zijn. Een likje verf, een oven en wat meubels, en hup, de biscuiterie is een feit.
We plannen een grote opening en we racen tegen de klok om het logo, de inrichting en uiteraard de koekjes rond te krijgen. Het stressgehalte en de opwinding stijgen, maar dan verschijnt er ineens een grote domper op de feestvreugde. En week voor de opening zijn het gemeenteraadsverkiezingen. We staan er niet erg bij stil, want ‘wat kan dat nu voorstellen in zo’n klein dorpje van nog geen 250 inwoners, met een gemeenteraad van elf personen die zes keer per jaar bijeenkomt?’. Maar toch is de spanning plots te snijden. Waar wij vroeger enkel een harmonisch, schattig dorpje in de bergen zagen, duiken er ineens allemaal breuklijnen op die Nozières in twee kampen verdeelt.
Die zijn echter niet volledig terug te brengen tot verschillende politieke overtuigingen. Zouden oude ruzies over grond, water en – wie weet – niet verteerde liefdes ook een rol spelen? Wie kan zeggen wat de oorzaak is van al die kilte? Wij slaan met verstomming ons veranderend dorpje gade en proberen vat te krijgen op wie welke rol speelt binnen deze vetes. En tussen al dat tumult proberen wij een kleine koekenbakkerij uit de grond te stampen.
Steeds duidelijker ontwaren we twee drijvende krachten: enerzijds die van burgemeester Thierry, met mensen die openstaan voor nieuwelingen en verandering. Die het dorp een stille dood wensen te besparen en daarom investeren in nieuwe projecten en dat liefst op een milieubewuste manier. Lijnrecht daartegenover staan de meer conservatieve mensen die liever alles bij het oude laten en zich geen weg weten met al die tropische vogels die hier neerstrijken en weinig voeling hebben met de noden van een oud, stilaan leeglopend dorp.
n de aanloop naar het uiteindelijke stemmen, komen de minder mooie kantjes van de mensen naar boven en wordt er met behoorlijk wat modder gesmeten. Verdachtmakingen en bangmakerij schieten heen en weer. Ook wij worden niet gespaard. Uitspraken als ‘wanneer die anderen winnen, kunnen jullie de biscuiterie wel vergeten!’ doen ons de angst om het hart slaan. De dag van de verkiezingen trek ik een zondagse jurk aan en, alvorens bij vrienden te gaan eten, drop ik mijn briefje in de bus. Met een klein hartje gaan we ’s avonds naar de telling kijken. Enkel doodserieuze gezichten. Het mag duidelijk wezen dat er met deze verkiezingen niet gelachen wordt.
De volgende ochtend krijgen we het verdict te horen. Met slechts enkele stemmen meer wordt de politieke macht overgedragen aan ‘het andere kamp’…
Maar wij besluiten door te zetten en het ons allemaal niet te veel aan het hart te laten komen. We nodigen heel het dorp uit en wachten met een klein hartje tot de eerste genodigden arriveren. Zal er überhaupt wel iemand komen? Misschien houden ze liever afstand van elkaar? Misschien heeft niemand nog boodschap aan een stel inwijkelingen die de oude wasplaats omtoverden tot een biscuiterie?
Maar dan beweegt er iets. De eerste mensen druppelen binnen. Gestaag worden dat er meer en plots zit onze kleine biscuiterie propvol. Een beetje onwennig staat iedereen schouder aan schouder rond onze werkbank die afgeladen is met allerlei lekkers. Thierry geeft er, met tranen in de ogen, zijn laatste ambtstoespraak. En met een grote spiekbrief en knikkende knieën waag ik me aan mijn eerste Franse rede.
En dan doet de magie van de koekjes zijn werk. Mensen grabbelen, proeven en delen. De wijn gaat vlotjes naar binnen en er worden steeds meer kussen en schouderklopjes uitgedeeld. ‘En dat Nozières toch eigenlijk wel een geweldig dorp is.’ ‘En hoe fantastisch dat er van alles beweegt.’ ‘Dat we moedige mensen zijn. Een aanwinst voor het dorp.’ En wanneer de zon stilaan verdwijnt, is de sfeer zo uitbundig dat de grote werkbank aan de kant wordt geschoven en de benen gestrekt worden. Er wordt gedanst tot diep in de nacht en één voor één kruipen de kinderen onder de werkbank om daar op een hoop jassen en tussen al dat feestgedruis hun oogjes te sluiten.
Doodop maar met een gelukzalig gevoel val ik later zelf in slaap. De woorden van een laatste feestganger zinderen nog na in mijn hoofd: ‘Dat de biscuiterie misschien wel eens de redding van het dorp kan geweest zijn.’ En ook al wil ik niet zoveel pluimen op onze hoed steken, stiekem hoop ik toch dat de welriekende geuren van al die toekomstige koekjes over het dorp zullen dwalen en als lijm zullen werken om al die breuklijnen weer te helen.
(Zoals verschenen in Charlie.)