Ik weet dat ik niet haar grootste liefde ben ook al heb ik de eerste weken haar poep afgeveegd, haar midden in de nacht eten gegeven en lag ik in de auto onderweg naar België in zo’n slechte houding, met een pijnlijke kramp in mijn bil tot gevolg, zodat zij kon slapen op mijn borst.
Het zijn de andere katten die haar volledige focus opeisen. Als er eentje in haar blikveld komt veert ze recht op haar twee achterpoten en laat ze alles los wat ze in haar stompjes of met haar enkele kromme nageltjes vast heeft. Ze kruipt dan heel voorzichtig tot op zo’n 10 centimeter afstand, kruist haar halve voorpootjes en vergaapt zich in volle adoratie aan haar soortgenoten.
Deze twee oude dames blazen en grommen steeds minder terug. Ze hebben dan ook begrepen dat Belle met voedsel komt. En dat zij zich niet verweert als zij haar kopje wegduwen en zij zich te goed doen aan haar kleine brokjes. Belle laat dit gedwee gebeuren want dit is het uitgelezen moment om die grote katten van heel dichtbij te kunnen aanschouwen. Ze volgt hun lange poten en valt nog net niet achterover als ze hun kop of het eind van hun staart in het vizier krijgt.
Soms krijgt ze een tik als ze met haar onstuimig jong geweld tegen hen aanvliegt of over hun staart rolt. En zij vergapen zich op hun beurt als ze wild tekeergaat in de kattenbak, want in haar verwoede pogingen om de boel netjes achter te laten verhaspelt zij met haar stompjes haar uitwerpselen tot fijne brokjes die overal in het rondvliegen. De oudste kat, die door haar gezegende leeftijd een hoekje kwijt is, en nog nooit een kattenbak van dichtbij zag is er nog altijd niet uit of ze die bak met grind nu als nest of als toilet moet gebruiken. In tussentijd doet hij dienst als beide.
Brando moet dan weer leren dat de speelgoedmuisjes van Belle niet om op te eten zijn. Het duurde even voor ik erachter kwam waar ze allemaal naartoe verdwenen. Nu moet ik zijn uitwerpselen controleren en vooral de tel niet kwijtraken tot alle verdwenen speeltjes er weer uit zijn. Het brengt lang vergeten herinneringen naar boven. Ik ben een kleuter, ik krijgt een lepel olie met konfituur en wordt weer op een potje gezet totdat het zeker is dat de blauwe knikker die ik heb ingeslikt zijn uitweg heeft gevonden.
Soms speelt Belle met vuur. Als ze een gangetje heeft gevonden onder de dons en in Bert zijn kuit bijt of wanneer ze midden in de nacht een feestje heeft en op zijn hoofd springt. Dan roept Bert het uit: dat hij het beu is dat er overal haar en stront en kattenbrokjes zijn. Dat katten buiten moeten leven en niet binnen en al zeker niet in ons bed! Dan kijken Belle en ik elkaar aan en halen vervolgens onze schouders op want wij weten dat Bert ’s ochtends tussen de kreukels van de dikke winterdons niet meer op zoek gaat naar mij maar naar haar. En dat hij haar onder zijn badkamerjas mee naar beneden neemt als hij koffie gaat zetten en ondertussen lieve woordjes in haar oor fluistert.
Soms, als ze zich nestelt tussen mijn hals en mijn borst om luid spinnend in slaap te vallen, veert ze op en kijkt dan vanop enkele centimeters diep in één van mijn ogen. Alsof ze wilt weten of er daar binnenin, achter die mensenogen, ook een kat zit. Alsof mijn menselijke vorm maar een façade is en ze wacht tot de kat van achter de ogen deze menselijke gedaante van zich afschudt.
Ik kijk scheel terug en wordt een beetje duizelig van haar vier ogen die me zo recht aanstaren. En voel me wat onwennig want het voelt alsof ze recht door me heen kan kijken, recht in mijn ziel. En even lijkt het alsof we over de grens van verschillende soorten wezens heen een connectie hebben. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat ze probeert in te schatten hoeveel ze nog moet groeien voor ze een poging kan wagen om in mijn neus te bijten. Dat zullen we moeten afwachten.
Zoals verschenen op: auparleur.be