Dagelijkse beslommeringen

De radio deelt ons mee dat: ‘De Franse regering zich in een zware crisis bevindt. Via een motie van wantrouwen is de premier weggestemd en nu moet Macron een nieuwe premier vinden maar gezien de uitersten die de regering vormen is dat geen sinecure. Het zou wel eens lang kunnen gaan duren maar één ding is zeker: Macron zelf blijft in het zadel. Er zijn verschillende oorlogscrisissen. Er is een klimaatcrisis. Er dreigt altijd wel weer een financiële crisis en er is ook nog een onderwijscrisis.’

Dat kan allemaal wel zijn maar ik heb andere katjes te geselen. Mijn nieuw harig kind bevindt zich in de fase dat ze ’s morgens via de dons naar boven klautert en ze op mij al haar nieuwe verworven aanvalstechnieken uitprobeert: ‘Auw niet in mijn teen bijten! Stop, niet mijn arm als krabpaal gebruiken! Niet op mijn gezicht springen!’ Maar ze kan zich nog niet snel genoeg de dons weer af laten glijden en ze plast dus op het dekbed. Weeral een wasje draaien…

Oh en één van de grote kattinnen moet niet onderdoen. Die weigert het kattenluikje te gebruiken en nu dat het ook hier in het zuiden te koud wordt om de deur naar de tuin ’s nachts open te laten, gebruikt zij het bad als kattenbak. ‘Zeg wat stinkt hier zo? Wie van de jongens heeft niet doorgetrokken? Kunnen jullie daar aub op letten in het vervolg? Ah neen, het is de kat, sorry!’

En onze oude hond die zo beschermend is naar het kleine katje maar ook zoveel van haar houdt omdat ze veel eten krijgt en hij dan wat kan meesmullen, heeft die nacht zijn nest ondergekotst. Teveel speciaal kittenvoedsel of stress om wille van al die veranderingen, wie zal het zeggen? Maar voor mij is de dag nog niet goed en wel begonnen en ik ben alweer moe. Er mag dan wel een politieke crisis heersen in dit land, ik doe in mijn huis al genoeg aan crisismanagement van dagelijkse beslommeringen om mij daar druk in te maken.

Die avond zie ik de documentaire ‘When spring came to Bucha’. Hoe Oekraïners na de maandenlange invasie van de Russen hun vernielde stad en leven weer vorm proberen geven na al die gruwel. Ik verbaas me over de veerkracht van de mens die, met op de achtergrond nog de naweeën van de absurde oorlog, terug hoop en leven vindt in de kleinste simpele zaken des levens. Twee vriendinnetjes die samen knutselen en zingen op hun kamer, worden even opgeschrikt door een knal in de verte, maar herpakken zich snel. Terwijl nieuwe rekruten voor het leger uitbundig gezegend worden met wijwater, wordt er ook nog snel een koppeltje getrouwd. Met een verliefde blik maar ook met tranen in hun ogen drinken ze een glas champagne en dansen ze voor het oog van de andere soldaten voordat de bruidegom naar het front vertrekt. Een gezin dat buiten Pasen viert. Ik zie naast de feestelijk versierde hardgekookte eieren ook enkele Belgische Leffe’s op tafel staan. Er wordt geknuffeld en gelachen maar de man op zijn gitaar krijgt het zelf moeilijk met zijn ontroerend lied.

De drang naar gewone dagelijkse zaken moet na een oorlog zo groot zijn. Ik vermoed dat men dan snakt naar banale dagelijkse beslommeringen. Toen ik de afgelopen week een paar dagen in België was, liet mijn moeder me enkele brieven lezen van haar ouders uit 1946. De landmijnen zijn dan net verwijderd en het is weer veilig om naar het strand te gaan. Mijn grootmoeder die aan zee is, beschrijft aan mijn grootvader, die aan het werk is in Kortrijk, hoe mijn mama voor ’t eerst kennis maakt met de zee.

“Vandaag was het echter beter. We zijn deze morgen gaan markten. Het was hier immers marktdag. Vandaar gingen we naar de “Zeeuw”. Het was er echt goed, het moet rond kwart vóór elf geweest zijn. Het stormde niet meer en langs de dijk was het beter als in ’t dorp. Ons Janneke sliep en terwijl ik bij hem bleef is Mama met Christineke, op haar blote voetjes, tot aan het water geweest. De zee was aan het aftrekken. Z’ heeft dus voor de eerste maal in ’t water gelopen, ze was helemaal niet bang en vond het zoó heerlijk. Ze zijn daar bijna een uurtje blijven spelen, met haar seultje en scheptje en ook veel schelpjes rapen. Janneke was intussen wakker geworden en vond er zijn plezier in, de kindjes te zien spelen. Ach lieveke wat hebben we schatjes van kindjes. Het was kwart na twaalf toen we terug thuis waren, scheel van den honger. Wij hadden een rog meegebracht en ons eten was al even rap klaar als verorberd.” (4 juni 1946).

Dit is een fragment uit één van de honderden brieven die mijn grootouders elkaar, bijna dagelijks, schreven. Tijdens de oorlog maar ook lang erna, tijdens de heropbouw en mijn grootvader vaak weg was om te werken. Het is een fantastisch tijdsdocument waarvan de liefde tussen twee mensen afspat maar ook de drang om met elkaar de kleine dingen des levens te delen. Op de achtergrond mogen zich de waanzinnigste zaken afspelen waarop je als gewone mens zo weinig vat hebt, maar dat kleine coconnetje van liefde en het dagelijks leven dat je om je heen optrekt, is uiteindelijk het enige dat telt.

Zoals verschenen op: auparleur.be

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.