Ergens tussen ‘chillen’ en ‘de vensterbanken inoliëen voor winter’ ben ik mezelf helemaal voorbijgeschoten. Met als gevolg een huis dat op z’n kop staat en slapeloze nachten van de spierpijn.
Het plan was nochtans simpel: rustig wat lezen, studeren, wandelen en yoga. En eventueel de vensterbanken insmeren met lijnolie. Bert zou het tussenverdiep dichtmaken want dat is een stofmagneet en spinnenparadijs. Heel overzichtelijk allemaal. Voor het eerst in jaren komen de drie zonen én de hond mee. Dus veel werkmateriaal kan er niet meer bij. Het niets doen lijkt ineens heel dichtbij. Voor even toch.
De oudste zoon heeft zaterdag nog een examen dus ik krijg regelmatig een berichtje van één van de ongeduldige kinderen uit het dorp:
‘Wanneer komen jullie aan?’
‘Zaterdag rond 18u.’
‘Oh, dan pas? Zal ik de houtkachel voor jullie aansteken?’
Ik denk elke keer: goh dat worden wel veel vuurtjes, maar ‘oui, volontier’. Want wie van die ondertussen pubers en jongvolwassenen zal zich hieraan houden? Fout gedacht.
Als het zo lang geleden is dat je nog eens de berg op reed staat er een heel feestcomité op het terras ons op te wachten. Dat houtvuur aansteken is, ondanks dat elk kind hier in de Ardèche al heel vroeg leert om vuur te maken, niet echt gelukt. Niet alleen door de spanning maar ook omdat de houtopslag ingezakt blijkt en ons brandhout nat is. Een eerste extra punt op het to-do-lijstje is een feit.
Het halve dorp kent de code van ons sleutelkluisje. Ons huis is dan ook een soort buurthuis. Als het niet verhuurd is wordt het wel eens gebruikt als repetitieruimte door de lokale zanggroep. Als het regent komen de kinderen er een gezelschapsspel uitlenen. Er komt wel eens iemand in alle rust tekenen of schrijven. Soms wordt er een verjaardagsfeestje gehouden als een ouder wanhopig op zoek is naar een plek met wat ruimte en orde om andere mensen te ontvangen. De oude kunstenaar uit het dorp rookt er graag zijn joint in de zetel met zicht op de bergen, want: ‘jullie hebben het mooiste uitzicht’ maar ook: niemand die hier zegt dat hij aan zijn gezondheid moet denken.
De zetel mankeert een plastiek beschermhoesje onderaan zijn poot waardoor hij krassen achterlaat op de vloer. Dat willen we natuurlijk niet dus hup, nog een klusje erbij.
Zoals altijd zit ons huis in een mum van tijd tjokvol met vrienden van de jongens. Na zo’n lange tijd van afwezigheid bestaat het opnieuw verbroederen uit het voor elkaar gaan staan en kijken wie het meest gegroeid is. Er wordt wat valsgespeeld, gecorrigeerd maar vooral veel gelachen en als dat herintroductie ritueel voorbij is wordt boven de slaapzetel uitgeklapt en zullen er de hele week een hele bende tieners samen onder één dak leven. Gezelligheid troef in dit plots zeer kroostrijk gezin.
Die eerste avond beginnen we goed. Bert en ik genieten van een glas wijn naast de houtkachel. En daar voelen we een vlaag van TLC (Tender Love and Care) opborrelen.
‘Misschien moeten we de voorste raamkozijnen aan de buitenkant zwart lakken. Dat beschermt beter en dan krijg je een mooi geheel met het zwarte metaal’.
‘Zullen we het binnenframewerk wit lakken, dan komt de natuur nog meer naar binnen?’
‘Ik heb nog ergens een douchestang liggen want zo’n stuk plakband omheen de draaiknop, dat is toch geen zicht?’
‘En nu ik bezig ben zal ik ook ineens de badkraan vervangen want die draait door.’
‘Heb je nog wat voegsel want ik zou nog wat gaten willen dichten.’
‘Is deze beits nog goed? Dan schuur ik de buitenmeubels op en geef ze een beschermlaagje.’
Dat al die tieners eten als een kolonie termieten zorgt er tenminste voor dat ik af en toe uit mijn dadendrang teruggefloten wordt en in de grootste kookpot een paar kilo rijst of pasta aan de kook breng. Maar dat valt in het niets met de ontdekking van enkele houten balken die bewoond worden door echte termieten. Dé nachtmerrie van elk houten huis. Dus daar moeten meteen actie tegen gevoerd worden. En zo hol ik van klus naar klus met alle meubels aan de kant of op zijn kop, kwasten op stukjes karton en afplaktape die in mijn haar verstrikt raakt en verf tot tussen mijn tenen.
De week vloog voorbij, mijn yogamat ving heel veel stof en de boeken bleven dicht.
Na het laatste avondmaal open ik wat dozen met oude spullen en verkleurde fotoalbums waarvan de plastieken doorschijnende bladzijden bijna tot stof zijn vergaan.
De jongens zijn de draad kwijt:
‘Is dit jouw jongste zus Maaike? Neen, dat is mijn oudste zus Geertrui.’
‘Is dat Oma? Neen dat is mijn andere zus, Anneke.’
‘Amai wat was jouw oudste zus jong toen ze haar eerste baby kreeg. Yep, 19.’
‘En dat interieur! Die kleding! Helemaal Stranger Things!’
En op de achtergrond hoor ik mezelf denken: nog een leuk klusje! Alle foto’s alsook de archiefdozen vol tekeningen en knutselwerkjes uitsorteren. Maar daar is nu geen tijd meer voor. En de vermoeidheid neemt het over van mijn manische klusperiode. Ik prop alles weer in de kast, deurtje toe en niemand die het nog ziet. Morgen gaan we naar huis en dan gaan we die tweede week ECHT vakantie nemen. Of op z’n minst een serieuze poging ondernemen. Al denk ik eraan om twee sets oogkleppen te bestellen.
Zoals verschenen op: auparleur.be