‘Het staat je heel goed mama. En jij verdient dat.’ Aan het woord de jongste terwijl ik roze slippers en een zonnebril met een oudroze randje bekijk in de spiegel. Eigenlijk zijn we hier voor zijn nieuwe sportschoenen want morgen is het weer zo ver, de eerste schooldag. Maar samen kunnen wij zo heerlijk shoppen en dus, ook al is het einde zomer, die slippers en zonnebril passeren ook de kassa. ‘Ik kom wel even mee naar binnen,’ zegt hij voor de supermarkt, ‘voor mocht je weer een meltdown krijgt.’ Hij kent zijn moeder en haar perimenopauze perikelen ondertussen maar al te goed. Op de heenweg hadden we een goed gesprek over het komend schooljaar. We maakten zelfs wat afspraken over huiswerk en schermtijd. Voor de jongste is school altijd een uitdaging geweest. Zoveel uren per dag stilzitten op schoolbanken is niets voor hem. En dat hadden we kunnen voorspellen. Hij was een wild aapje in de Ardèche dat het liefst naakt rondliep ook als het sneeuwde. Hij maakte iedereen aan het lachen met de meest vuilgebekte grapjes en had altijd een troep vrienden om zich heen. Ik bespeur iets van een frisse start en een klein beetje enthousiasme waarvan ik hoop dat het de eerste schoolweek overleeft. Op de terugweg zingen we luidkeels mee met Katie Perry en mijn ogen stromen vol als ik hoor hoe hij de hoge noten probeert de halen maar zijn stem continu breekt. Mijn klein aapje wordt groot.
‘Het was zo’n intense en interessante eerste dag’ zegt de oudste aan de telefoon. ‘Ik dacht dat de eerste dag rustig zou beginnen maar mijn klastitularis gaf een motivational speech die nog steeds nazindert. Hij liet ons de ‘team speech’ zien van Al Pacino uit ‘Any Given Sunday’. En we lazen de tekst van Shakespeare waarin Henry 5th zijn soldaten toespreekt.’ Neen, mijn zoon bereidt zich niet voor op de Olympische Spelen, noch volgt hij een opleiding in het leger. Hij zit in het tweede jaar ‘Hypokhâgne’ (Letteren) van de ‘classe préparatoir’ ter voorbereiding van een examen op het einde van het jaar om misschien toegelaten te worden op de ‘grande école’. Frankrijk gaat prat op zijn ‘égalité’ maar er bestaat we degelijk een ‘élite’ opleiding in Frankrijk. Nog een niveau hoger dan de universiteit en vooral bevolkt door de toekomstige bedrijfsleiders, politiekers en presidenten. Fons kreeg als ‘plattelandsjongen’ en zoon van ouders met een gemiddeld inkomen een beurs maar het waren natuurlijk zijn goede punten die hem een kans bezorgden in de ‘classe prépa’. Voor ons hoeft het allemaal niet, wij zijn al blij als de kinderen iets vinden dat ze graag doen en vorig jaar hebben we ook gezien hoe die immense druk binnen die opleiding jongeren doet balanceren op het randje van een burn-out. En toch wil hij de strijd weer aangaan om zo’n plaatsje, als één uit de duizenden die erop azen, te bemachtigen.
Als ouder is het een dunne lijn tussen je kind motiveren in zijn keuzes en tegelijk niet te veel druk zetten op het kind en indirect op zijn broers. Uit eigen ervaring weet ik hoe dat kan wegen, dat idee dat een ‘academische carrière’ de enige weg is. Ik voelde me zelf zo verloren na de middelbare school. Er werd vanuit gegaan dat ik naar de universiteit zou gaan maar ik was zo afgeleid door het alleen wonen, de feestjes met mijn medekotbewoners en de liefde. En stiekem vond ik het veel leuker op mijn verschillende jobs die ik had om mijn studies te financieren. Waarbij ik meteen in het leven stond en genoeg geld verdiende om verre reizen te maken. Ik vond een compromis tussen de deeltijdse opleiding gezinswetenschappen en veel reizen maar begon uiteindelijk een eigen restaurant. Niets ligt dus vast in het leven maar leg dat maar eens uit aan een tiener die de hete adem in zijn nek voelt.
Gelukkig heeft de middelste niet veel last van druk. Hij moet dan ook amper iets doen om door zijn schoolopleiding te walsen met een bovengemiddeld cijfer. Hij is zo’n kind dat zich niets aantrekt van anderen en zich als boekenverslinder met een exemplaar op een bank op de speelplaats neerzet. Door zijn postuur, hij is ondertussen groter dan Bert, haalt ook niemand het in zijn hoofd daar een opmerking over te maken. Deze zomer liet hij vallen dat hij absoluut niet wilt verder studeren na dit laatste jaar op het lycée. ‘Neen ik ga niet nietsdoen mama, ik wil gewoon gaan werken, maakt niet uit wat.’
Je moet opletten met zulke boude uitspraken. Het zou zo maar kunnen dat ze enkel bedoeld zijn om hun moeder op de kast te jagen maar ik laat me toch weer vangen. ‘Waarom geen sabbatjaar en rondreizend vrijwilligerswerk doen? Die levenslessen zijn groter dan vijf jaren opleiding samen.’ ‘Ik wil gewoon gaan werken en geld verdienen, mama.’ ‘Maar hier op de boerenbuiten is toch totaal geen interessant werk, je gaat toch niet in de plaatselijke Mac Donalds gaan werken?’
En dan krijg ik ineens een ingeving: ‘Weet je wat? We beginnen met z’n allen een familierestaurant!’ En wat volgt is een vurige inspirerende speech van mijn kant omdat ik plots die mogelijkheid levend zie worden voor mijn ogen. ‘En we combineren lekker eten met boeken! En vinyl! En we ontvangen kunstenaars en organiseren vernissages. Met in de zomer een openluchtcinema in de velden!’ En ik ga verder: ‘wij leren jullie alles: koken, bediening, boekhouding. Zo blijven we voor altijd samen en als wij te oud zijn trekken wij ons terug op onze berg en is alles voor jullie!’
Heel even lijkt het alsof ik het allemaal voor elkaar heb. De toekomst ziet er zo rooskleurig uit! Maar mijn jongens hun ogen beantwoorden mijn enthousiasme niet echt. ‘We zien wel,’ zeggen ze terwijl ze hun bord naar de afwasmachine brengen en naar hun kamers verdwijnen. En ik weet, ik moet nog wat werken aan mijn overredingskracht. Of wat minder aan projectie doen…
Zoals verschenen: auparleur.be