Het einde van mijn schrijvershol… (Charlie 18)

Als er op een vroege zondagochtend in januari, wanneer het nog pikkedonker is, op je deur wordt geklopt, dan weet je dat het geen goed nieuws is. Januari brengt koude en sneeuw en… kapotgevroren leidingen. Mijn schrijvershol en bij uitbreiding het hele voormalige burgemeestersgebouw zijn onbewoonbaar verklaard. We krijgen twee dagen om eruit te trekken. Het water sijpelt langs de muren. We zien de met sneeuw bezwangerde lucht door de gaten in het dak. Adieu mijn nest.

Iets meer dan een jaar geleden trok ik erin. Ik had zo’n nood aan een eigen plekje. Ik was het beu dat mijn bureau, een oude biertafel in een hoek van onze slaapkamer, ook ongevraagd dienstdeed als knutseltafel voor de jongens of als vaste stek voor Berts werkkleren alsook voor de vijzen en het stro die hij telkens meebracht vanop de werf.

Toen ik me ging informeren bij burgemeester Babette, bleken er net twee ruimtes vrij te zijn in het statige, maar erg lelijke oude burgemeestersgebouw. De levensloop van het pand is lang en een beetje chaotisch, zeker naar het einde toe. Ooit tekenden we hier in een aftands jaren zestig interieur onze compromis voor de bouwgrond. Nadien kreeg de burgemeester een nieuwe stek. De oude plek was te afgeleefd en de oplapkosten vielen te duur uit. Maar het duurde niet lang of het gebouw werd weer tot leven gewekt, zoals nooit tevoren. De kleine dorpsbibliotheek, geheel in stand gehouden door vrijwilligers, vond er zijn onderkomen in één van de vele achterkamers. Ernaast kwam een depot waar men kleren kon ruilen en dat al snel uit zijn voegen barstte.

In de voormalige wachtzaal van de burgemeester nam Isabelle al viltend en spinnend haar intrek. De vergaderzaal behield zijn bestemming maar werd vanaf dan door alle comités van het dorp gebruikt en op de eerste verdieping kwam er een naschoolse kinderopvang. Geleidelijk aan vulden kunstenaars en ambachtslieden de overige kamertjes. Kunstschilder Raph, mandenvlechtster Myriam en Freija die theaterkostuums maakt maar ook de mooiste kledingstukken weet te toveren uit oude paardendekens. Maar Nozières zou Nozières niet zijn als er niet continu een ‘va et vient’ is. Dus toen Freija en Myriam naar andere oorden trokken nam ik mijn intrek in dat levendige bijennest.

Mijn boeken en prullaria hadden meer dan vier jaren het daglicht niet meer gezien dus  waren zij, net zoals ikzelf, ongelooflijk gelukkig om weer in ere hersteld te worden. De tientallen kopspelden in het tapijt en in het bloemetjesbehang liet ik zitten. Mooie herinneringen aan de vorige bewoonster. En ik genoot met volle teugen. ‘Iedereen zou zo een eigen stek moeten hebben’ dacht ik vaak. Om je even terug te kunnen trekken uit de dagelijkse beslommeringen en waar je helemaal jezelf kunt zijn en je ding kunt doen.

En toch was het geen kluizenaarsbestaan, daar in dat oude gedrocht. Door de muren hoorde je kinderen kwetteren in de bibliotheek. Gelach steeg op van de vrouwen die pasgewassen kleding ophingen in de zon. Verhitte discussies weerklonken onder mijn voeten. En met Raph deelde ik lief en leed. Rustig bij elkaar op de koffie tussen het schilderen en schrijven door, of als het niet ging trokken we een fles wijn open en lieten we de muziek en onze zorgen eens goed door de kamer razen.

En daar is nu allemaal een eind aan gekomen.

Ik ben niet goed in afscheid nemen. Vol melancholie trek ik de deur definitief achter me dicht. Ik kijk nog eenmaal naar dat lelijke gebouw, zo afgeleefd en opgebruikt maar met nog veel warmte vanbinnen. De drukke bijenkorf wordt ontbonden en ieder voor zich moet weer op zoek naar een eigen plek.

Enkel de foto van papa hangt er nog. Die mag er als ronddwalende geest over waken dat het allemaal goed is geweest en terug goed zal zijn.

Amen.

 

(Gepubliceerd in Charlie Magazine op 12 mei 2017)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.