Het begin van Swaane’s hectische leven in Antwerpen (Charlie 3)

Als de uitdrukking ‘er geen gras over laten groeien’ op iemand van toepassing is dan is het wel op ons. Onafscheidelijk van dag 1 beslissen we om vanaf nu alles samen te doen. Dus zeggen we allebei ons werk op en gaan met een mini budgetje op zoek naar een geschikte locatie.

We vinden een mooi en vooral betaalbaar hoekpand. En we laten het niet aan ons hart komen dat mensen grote ogen trekken omdat het gelegen is in een, toen nog, wat achtergestelde buurt met enkel een café en een handvol kebabzaken.

Met de gezondheid gaat het echter iets minder. Een beginnende baarmoederhalskanker moet worden aangepakt en dus een stuk ervan verwijderd. Op mijn vraag wat dat voor gevolgen heeft voor mijn vruchtbaarheid en een toekomstige zwangerschap wordt er alleen maar wat gemompeld: ‘Mmm dat moeten we later dan maar bekijken’. Geen leuk nieuws dus. Maar op de dag dat er gewriemeld wordt in het diepste van mijn lijf, op de meest intieme plek, bijt ik op mijn tanden. Ik vind het eerder vervelend dat ik niet mee kan afbreken in wat ooit ons restaurant zal worden maar nu één grote bouwval is.

Maar er heeft zich een klein mirakel voorgedaan. We krijgen plots het nieuws dat ik blijkbaar al zes weken zwanger ben. En die kleine wurm heeft alles zomaar eventjes overleefd en goed doorstaan. ‘De wonderen zijn de wereld nog niet uit’ verzucht de gynaecoloog als we met z’n allen naar dat kloppende witte puntje op het scherm staren.

Geen moment getwijfeld dat die baby er moest komen. Ook al moet ik naar mijn vader bellen om te zeggen dat ik geen werk meer heb, een eigen restaurant ga beginnen en zwanger ben van mijn lief dat ik nog maar drie maanden ken. De nachtmerrie van elke vader lijkt me. Gelukkig voelt papa ook wel aan dat het allemaal goed zit want hij zegt met krakende stem dat hij ‘Och zo gelukkig is voor mij’.

En hup, ineens zijn we met drie, maar veel tijd om daar mee bezig te zijn krijgen we niet. De tijd tikt en we hebben bijna geen nagel meer om aan ons gat te krabben. Dat restaurant moet open gegooid worden. Er moeten centen verdiend worden, zeker nu er een extra mondje bij komt. Een woelige periode waarbij ik afwisselend een zak met puin in een container kieper om direct daarna even te kotsen. Of omgekeerd. Er wordt kei hard gewerkt, bijgestaan door vrienden en familie. Zo lukt het om het restaurant op tijd te openen en sta ik daar met een beginnend buikje wat te stralen en gelukkig te wezen met onze eerste kleine, dé ‘Walrus’.

En ik had me zulke gezellige voorstellingen gemaakt. Zo een tof zaakske waar mijn baby in zijn poussette tussen de tafels zou staan. Een eetcafe waar hij zou opgroeien en door iedereen geknuffeld zou worden. Waar hij mee groentjes zou snijden in de keuken en tekeningen zou maken aan een tafel. Ha! Dat is even niet gerekend op het toch wel grote succes van Walrus. En in plaats van op het gemakske wat te zwangeren draaf ik daar met een vuurrood hoofd rond om mensen te bedienen. Die gigantische buik zit in de weg. Die alsmaar groeiende borsten zo mogelijk nog meer. En de baby maar stampen als ik te lange dagen doe en hij geen rust krijgt door al dat lawaai. En ik maar doorgaan want de controlefreak in mij kan het niet loslaten

En dan wordt Fons geboren. Uiteraard drie weken te vroeg maar alles zit erop en eraan. En eventjes bestaat alleen hij. De meest perfecte baby van de wereld, mét ros haar. Een mini Bertje.

Maar die roze wolk is van korte duur. Walrus roept ons al snel terug en Fons wordt ondergebracht bij een Turkse familie die boven de Walrus woont. En maanden loopt dat goed: als hij moet eten krijg ik telefoon dat ‘havuç’ (worteltje) honger heeft en loop ik vlug naar boven waarna hij aan een zwetende moederborst wordt gelegd. Dan snel snel weer naar beneden en verder werken. Dag in, dag uit. Een voorbode van hoe de komende jaren eruit zullen zien.

En ook al is Fons daar de prins van het gezin, de meest verwende baby ooit die heel de dag geknuffeld en gewiegd wordt, ik begin hartzeer te krijgen. Een baby die je ‘s morgensvroeg afzet om vervolgens ‘s avonds laat al slapend weer in je armen te krijgen. Een kind dat huilt als hij weg moet bij zijn Turkse mama. Dat vreet aan je.

En toch, het zal nog jaren duren voor ik een beetje een evenwicht zal vinden. Wat ooit begon met een idee van een gezellig buurt restaurantje zal immers uitgroeien tot een grote horeca machine. En ikzelf blijk ook een exponentiële eigenschap te bezitten. Op de acht jaren die volgen is er telkens sprake van een onlosmakende drie eenheid: een nieuwe baby zal telkens gepaard gaan met verbouwingen en het opstarten van een, al dan niet succesvolle, nieuwe zaak. Alsof ik dwangmatig telkens het uiterste van mezelf moet eisen. Alsof ik de dingen niet eens rustig één per één kan afwerken.

En ja, als ik dit nu zelf nog eens nalees lijkt het me dan ook totaal niet verwonderlijk dat er op een gegeven moment toch een grens wordt bereikt. Dat je je leven vanop een afstand bekijkt en de absurditeit ervan inziet: een inwonende au pair meisje voor baby Gust, een onthaalmoeder voor Jules, de opa die na school met Fons naar de dierentuin gaat, een kuisvrouw omdat je zelfs geen tijd meer hebt om een wasje in te steken. En ondertussen kom je allang niet meer onder de mensen maar zit je in een ivoren torenkamertje tussen stapels en stapels papier. De grote controlekamer van waaruit je probeert alles op koers te houden. En Bert die met regelmaat de kinderen enkel ziet als hij ze ‘s ochtends naar school brengt. Veel te korte nachten, veel teveel stress. Kortom, na acht jaren kei hard gaan is de lol er echt wel af. ‘t Is genoeg geweest. Succes en geld kunnen me gestolen worden. En zo midden tijdens die ratrace die makkelijk nog jaren had kunnen doorgaan, misschien wel een leven lang, kijken wij elkaar in de ogen en beslissen we: wij doen niet meer mee. We gaan springen en zien wel waar we uitkomen.

 

Zoals verschenen in Charlie 2014.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.